Uitgeverij Paris × Close
Tijdschrift voor Consumentenrecht & handelspraktijken (TvC)
2024 / 1 (februari) 1
Redactioneel
  • In dit nummer online pdf
Artikel
  • Mr. dr. Schaub

    1 Het is tijd om artikel 7:24 lid 2 BW te schrappen online pdf
  • Mr. dr. Duivenvoorde

    2 Handhaving van de OHP-regels bij gepersonaliseerde reclame online pdf
  • Prof. mr. drs. Pavillon

    5 Pakketreisovereenkomst online pdf
  • Mr. Meindertsma

    7 Wettenagenda online pdf
Annotatie
  • Prof. mr. drs. Pavillon, mr. dr. Tigelaar

    3 Tevredenheidsgarantie, overeenkomst op afstand online pdf
  • Mr. (Michelle) Liu

    4 Oneerlijke bedingen online pdf
  • Mr. drs. van der Tang

    6 Toepassingsbereik WAMCA online pdf
  • Wettenagenda online pdf

3 Tevredenheidsgarantie, overeenkomst op afstand

“Niet goed-geld terug”-leus vormt een commerciële garantie
Toon als PDF
Prof. mr. drs. Pavillon*, mr. dr. Tigelaar**


HvJ EU 28 september 2023
(K. Jürimäe (kamerpresident), M. Safjan, N. ­Piçarra (rapporteurs), N. Jääskinen, M. Gavalec, (rechters), P. Pikamäe (advocaat-generaal))
C-133/22
­ECLI:EU:C:2023:710
(LACD GmbH tegen BB Sport GmbH & Co. KG)
(Zie de noot onder deze uitspraak.)
  • Tevredenheidsgarantie
  • Overeenkomst op afstand
  • Informatieplicht
  • Commerciële garantie
  • Richtlijn consumentenkoop

Arrest

1 Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2011, L 304, blz. 64), en artikel 2, punt 12, van richtlijn (EU) 2019/771 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2019 betreffende bepaalde aspecten van overeenkomsten voor de verkoop van goederen, tot wijziging van verordening (EU) 2017/2394 en richtlijn 2009/22/EG, en tot intrekking van richtlijn 1999/44/EG (PB 2019, L 136, blz. 28).
2 Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen LACD GmbH en BB Sport GmbH & Co. KG over de rechtmatigheid van een verklaring die is aangebracht op door LACD in de handel gebrachte producten.

Toepasselijke bepalingen

Unierecht

Richtlijn 2011/83

3 De overwegingen 4, 5 en 7 van richtlijn 2011/83 luiden:
„(4) […] Harmonisatie van bepaalde aspecten van overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten consumentenovereenkomsten is noodzakelijk voor de bevordering van een echte interne markt voor de consument, waarbij een juist evenwicht ontstaat tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven, met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel.
(5) […] De volledige harmonisatie van consumenteninformatie en van het herroepingsrecht voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten zal […] bijdragen tot een hoog beschermingsniveau voor de consument en een beter functioneren van de b2c-interne markt.
[…]
(7) Volledige harmonisatie van een aantal centrale regelgevingsaspecten moet de rechtszekerheid voor zowel de consumenten als de handelaren aanzienlijk verbeteren. […]”
4 Volgens artikel 1 van richtlijn 2011/83 heeft deze tot doel „om door de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door bepaalde aspecten van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake tussen consumenten en handelaren gesloten overeenkomsten onderling aan te passen”.
5 In artikel 2, punt 14, van die richtlijn wordt het begrip „commerciële garantie” gedefinieerd als „iedere verbintenis van de handelaar of een producent (de ‚garant’) om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst”.
6 Artikel 6 van deze richtlijn, met het opschrift „Informatievoorschriften voor overeenkomsten op afstand en buiten verkoopruimten gesloten overeenkomsten”, bepaalt in lid 1:
„Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie:
[…]
m) voor zover van toepassing, het bestaan en de voorwaarden van bijstand aan de consument na verkoop, diensten na verkoop en commerciële garanties;
[…]”

Richtlijn 2019/771

7 Volgens artikel 1 van richtlijn 2019/771 heeft deze richtlijn „tot doel bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en te zorgen voor een hoog niveau van consumentenbescherming […]”.
8 Artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771 definieert het begrip „commerciële garantie” als „iedere verbintenis van de verkoper of een producent (de ‚garant’) om boven hetgeen de verkoper wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, te herstellen of te onderhouden, wanneer die niet voldoen aan de specificaties of andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in het garantiebewijs of in de desbetreffende reclame ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst”.
9 Artikel 24, lid 2, van deze richtlijn stelt dat de bepalingen ervan niet van toepassing zijn op overeenkomsten gesloten vóór 1 januari 2022.

Duits recht

10 Krachtens § 443, lid 1, van het Bürgerliche Gesetzbuch (burgerlijk wetboek), in de versie die van toepassing is op het hoofdgeding (hierna: „BGB”), is er bij een specifieke verbintenis die de verkoper, de producent of een andere derde heeft opgenomen in een vóór of tijdens de sluiting van de verkoopovereenkomst opgestelde garantieverklaring of desbetreffende reclameboodschap, sprake van een aanvullende garantie boven op het recht op conformiteit, op grond waarvan kan worden gevorderd dat de aankoopprijs wordt terugbetaald dan wel dat het verkochte goed op enigerlei wijze wordt vervangen, hersteld of onderhouden, wanneer het niet voldoet aan specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in die garantieverklaring of in die reclameboodschap.
11 § 479, lid 1, BGB bepaalt dat een garantieverklaring in de zin van § 443 van dat wetboek in eenvoudige en begrijpelijke bewoordingen moet zijn opgesteld en vermeldt de gegevens die deze verklaring moet bevatten.

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

12 LACD GmbH distribueert onder de merknaam LACD sport- en fitnessartikelen via de detailhandel en onlinehandelaren. Ten minste tot en met 2013 voorzag zij haar T-shirts van hanglabels („Hang-Tags”) met de volgende tekst (hierna: „LACD-verklaring”):
„LACD-garantie
Voor elk LACD-product geldt onze eigen levenslange garantie. Indien u niet volledig tevreden bent met een van onze producten, stuur het dan alstublieft terug naar de handelaar waar u het heeft gekocht. U kunt het tevens rechtstreeks aan ‚LACD’ retourneren, maar vergeet ons dan niet mee te delen waar en wanneer u het heeft gekocht.”
13 In augustus 2018 kocht BB Sport GmbH, die sport- en fitnessartikelen verkoopt, via een „mysteryshopper” („Testkäuferin”), online twee T-shirts van het merk LACD, die waren voorzien van de hanglabels met de LACD-verklaring.
14 Volgens BB Sport voldeed de informatie op deze labels niet aan de wettelijke vereisten die aan een garantieverklaring in de zin van de §§ 443 en 479 BGB worden gesteld. Deze onderneming heeft bij het Landgericht München I (rechter in eerste aanleg München I, Duitsland) een vordering ingesteld die ertoe strekt LACD te verbieden haar kleding van die hanglabels te voorzien. De rechtbank heeft deze vordering van BB Sport afgewezen, waarna deze hoger beroep heeft ingesteld bij het Oberlandesgericht München (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Beieren, München, Duitsland), dat het beroep heeft toegewezen.
15 LACD heeft daarop beroep in Revision ingesteld bij het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland), de verwijzende rechter. Deze rechter is van oordeel dat de beslechting van het hoofdgeding afhangt van de uitlegging van zowel artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 als artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771, aangezien een vordering tot staking van een oneerlijke handelspraktijk op grond van het gevaar van recidive, zoals die welke in het hoofdgeding is ingediend, slechts kan worden toegewezen indien de aan de verweerder in het hoofdgeding verweten gedraging niet alleen op de datum van de feiten, maar ook op de datum van de beslissing waarin uitspraak is gedaan op het beroep in Revision in strijd is met het mededingingsrecht.
16 De verwijzende rechter merkt om te beginnen op dat de vaststelling dat LACD de informatieplicht van § 479, lid 1, BGB heeft geschonden, veronderstelt dat de in de LACD-verklaring opgenomen verbintenis om de verkochte kleding terug te nemen indien de consument niet tevreden is, een „garantie” vormt in de zin van § 443, lid 1, BGB. Die bepaling is vastgesteld om het begrip „garantie” als bedoeld in richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen (PB 1999, L 171, blz. 12) in Duits recht om te zetten en vindt sinds 1 januari 2022 haar grondslag in artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771.
17 Deze rechter is van mening dat de „tevredenheid van de consument over het gekochte product” weliswaar geen „specificatie van het verkochte goed” vormt, maar niettemin kan worden gerekend tot „enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit” in de zin van § 443, lid 1, BGB. Hij verduidelijkt dat dit tweede criterium met ingang van 13 juni 2014 aan deze bepaling is toegevoegd om het begrip „commerciële garantie” in artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 om te zetten in Duits recht.
18 Volgens de verwijzende rechter kan noch uit de bewoordingen, noch uit de context van artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 of artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771 ondubbelzinnig worden afgeleid dat het gebrek aan „tevredenheid van de consument over het gekochte product” behoort tot de „andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring” in de zin van die bepalingen en welke vereisten, na bewijs dat eraan is voldaan, kunnen leiden tot het terugbetalen van de aankoopprijs of het op enigerlei wijze vervangen, herstellen of onderhouden van het verkochte product, zonder dat een dergelijke ontevredenheid hoeft voort te vloeien uit de toestand of de kenmerken ervan.
19 Aangezien de door de richtlijnen 2011/83 en 2019/771 nagestreefde doelstelling om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen pleit voor een dergelijke uitlegging, vraagt de verwijzende rechter zich niettemin af hoe dat gebrek aan „tevredenheid van de consument over het gekochte product” moet worden aangetoond opdat de „commerciële garantie” in de zin van artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 en artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771 geldt.
20 In deze omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
„1) Kan er sprake zijn van een ander vereiste dat geen verband houdt met de conformiteit in de zin van artikel 2, punt 14, van richtlijn [2011/83] en van artikel 2, punt 12, van richtlijn [2019/771], indien de verplichting van de garant samenhangt met omstandigheden die afhangen van de individuele consument, in het bijzonder diens subjectieve houding ten opzichte van het verkochte goed (in casu: de aan het oordeel van de consument overgelaten tevredenheid over het verkochte product), zonder dat deze persoonlijke omstandigheden verband hoeven te houden met de staat of de kenmerken van dat goed?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
Moet het niet beantwoorden aan vereisten die betrekking hebben op omstandigheden die afhangen van de individuele consument (in casu: diens tevredenheid over het gekochte product), worden vastgesteld aan de hand van objectieve omstandigheden?”

Verzoek tot heropening van de mondelinge behandeling

21 Nadat de advocaat-generaal op 9 maart 2023 zijn conclusie had genomen, heeft LACD bij akte, neergelegd ter griffie van het Hof op 6 april 2023, verzocht om heropening van de mondelinge behandeling overeenkomstig artikel 83 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof. Ter ondersteuning van dit verzoek voert LACD ten eerste aan dat de advocaat-generaal is voorbijgegaan aan het feit dat zij geen webwinkel exploiteert. Ten tweede benadrukt LACD de relevantie van de door de verwijzende rechter gevraagde uitlegging van artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771.
22 In herinnering moet worden gebracht dat de advocaat-generaal volgens artikel 252, tweede alinea, VWEU in het openbaar in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies neemt aangaande zaken waarin zulks overeenkomstig het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie vereist is. Het Hof is echter noch door de conclusie van de advocaat-generaal, noch door de motivering op grond waarvan hij tot die conclusie komt, gebonden. Bovendien voorziet noch het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, noch het Reglement voor de procesvoering in de mogelijkheid voor partijen om opmerkingen in te dienen in antwoord op de conclusie van de advocaat-generaal. Bijgevolg kan het feit dat een belanghebbende partij het oneens is met de conclusie van de advocaat-generaal, als zodanig geen grond voor de heropening van de mondelinge behandeling opleveren (arrest van 21 oktober 2021, Beeren-, Wild-, Feinfrucht, C-825/19, EU:C:2021:869, punten 24-26 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
23 Aangezien LACD in het onderhavige geval, zoals reeds in punt 21 van het onderhavige arrest is opgemerkt, zich ertoe beperkt bepaalde passages van de conclusie van de advocaat-generaal te betwisten en opmerkingen over de inhoud daarvan in te dienen, is er in casu geen reden om de heropening van de mondelinge behandeling te gelasten.

Beantwoording van de prejudiciële vragen

24 Voor zover de verwijzende rechter om uitlegging van artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771 verzoekt, moet vooraf worden vastgesteld dat deze richtlijn overeenkomstig artikel 24, lid 2, ervan niet van toepassing is op overeenkomsten die voor 1 januari 2022 zijn gesloten. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt evenwel dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde overeenkomst voor de verkoop van T-shirts in augustus 2018 is gesloten.
25 In die omstandigheden moet er een gezamenlijk onderzoek worden verricht naar de twee vragen waarmee de verwijzende rechter in essentie wenst te vernemen of artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „commerciële garantie”, opgevat als „enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst”, zich uitstrekt tot verbintenissen die een garant jegens de betrokken consument is aangegaan en die betrekking hebben op omstandigheden die afhangen van die individuele consument, zoals de aan zijn oordeel overgelaten tevredenheid over het gekochte goed, en zo ja, op welke wijze die omstandigheden moeten worden bewezen opdat die commerciële garantie geldt.
26 In artikel 2, punt 14, van die richtlijn wordt het begrip „commerciële garantie” gedefinieerd als „iedere verbintenis van de handelaar of een producent (de garant) om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst”.
27 In dit verband moet om te beginnen worden opgemerkt dat de bewoordingen van artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 geen enkel gegeven bevatten op grond waarvan een verbintenis van een garant inzake de, aan het subjectieve oordeel van de consument overgelaten, „tevredenheid van de consument over het gekochte product”, van de werkingssfeer van deze richtlijn kan worden uitgesloten.
28 Ten eerste verwijst deze bepaling namelijk naar „iedere verbintenis” van een garant jegens de betrokken consument, „boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit”. Ten tweede kan, zoals de advocaat-generaal in punt 30 van zijn conclusie heeft opgemerkt, de neutrale en algemene uitdrukking „enige andere vereisten” zich uitstrekken tot een situatie waarin het gekochte goed niet aan de subjectieve verwachtingen van de consument voldoet, los van objectieve overwegingen in verband met de kenmerken of kwaliteiten van dat goed.
29 Vervolgens maakt de verstrekking van informatie over de „commerciële garantie”, zoals met name blijkt uit artikel 6, lid 1, onder m), van richtlijn 2011/83, deel uit van de verplichtingen van deze richtlijn die moeten waarborgen dat de betrokken consument precontractuele informatie ontvangt. Zo verplicht dat artikel 6 elke handelaar om de consument, voordat deze gebonden is door een overeenkomst op afstand, een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod, op duidelijke en begrijpelijke wijze informatie te verstrekken over, voor zover van toepassing, het bestaan en de voorwaarden van commerciële garanties.
30 Een uitlegging van artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 volgens welke het begrip „commerciële garantie” zich uitstrekt tot een verbintenis van de handelaar inzake de „tevredenheid van de consument over het gekochte product”, strookt met de door deze richtlijn nagestreefde doelstelling om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen door ervoor te zorgen dat consumenten geïnformeerd en beschermd zijn bij transacties met handelaren, welke doelstelling is neergelegd in artikel 1 van die richtlijn, gelezen in het licht van de overwegingen 4, 5 en 7 ervan. Dankzij deze uitlegging kan die consument namelijk ten eerste kennisnemen van de verbintenis van die handelaar en zich vooraf beter informeren over de voorwaarden van de overeenkomst die hij wil sluiten, zodat hij met kennis van zaken kan beslissen om al dan niet een dergelijke overeenkomst te sluiten, en ten tweede van deze handelaar de aankoopprijs terugkrijgen door eenvoudigweg te verklaren dat hij niet tevreden is. Als gevolg daarvan wordt het niveau van bescherming van die consument tegenover deze handelaar wordt verhoogd.
31 Bovendien vormt de verbintenis van een handelaar om het gekochte goed terug te nemen wanneer de betrokken consument niet tevreden is, een uitdrukking van de in artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde vrijheid van ondernemerschap van die handelaar, die ook in acht moet worden genomen bij de uitlegging van richtlijn 2011/83 in het licht van de in overweging 4 ervan genoemde doelstelling om een juist evenwicht te waarborgen tussen een hoog beschermingsniveau voor de consument en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven (zie in die zin arrest van 5 mei 2022, Victorinox C-179/21, EU:C:2022:353, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
32 Ten slotte kan de vraag of eventuele ontevredenheid van de betrokken consument met betrekking tot het gekochte goed objectief moet worden vastgesteld slechts ontkennend worden beantwoord, zoals de advocaat-generaal in punt 48 van zijn conclusie heeft opgemerkt. Of een dergelijk goed niet aan de subjectieve verwachtingen van die consument voldoet, kan per definitie niet objectief worden nagegaan. Een eenvoudige verklaring in die zin van deze consument moet derhalve als voldoende worden beschouwd.
33 Gelet op een en ander dient op de gestelde vragen te worden geantwoord dat artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 aldus moet worden uitgelegd dat het begrip „commerciële garantie”, opgevat als „enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst”, zich uitstrekt tot verbintenissen die een garant jegens de betrokken consument is aangegaan en die betrekking hebben op omstandigheden die afhangen van die individuele consument – zoals de aan zijn oordeel overgelaten tevredenheid over het gekochte goed –, zonder dat, opdat die commerciële garantie geldt, objectief moet worden nagegaan of die omstandigheden zich voordoen.
34 Gelet op het feit dat de verwijzende rechter, zoals in punt 15 van het onderhavige arrest is vastgesteld, erop wijst dat hij bij het onderzoek van de rechtmatigheid van de LACD-verklaring ook rekening zal moeten houden met artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771, moet hieraan worden toegevoegd dat de in het vorige punt van dit arrest gegeven uitlegging van artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83 tevens geldt voor de uitlegging van artikel 2, punt 12, van richtlijn 2019/771, aangezien het begrip „commerciële garantie” in deze twee bepalingen op nagenoeg identieke wijze wordt gedefinieerd en richtlijn 2019/771, zoals blijkt uit artikel 1 ervan, net als richtlijn 2011/83 een hoog niveau van consumentenbescherming beoogt te waarborgen.

Kosten

35 Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:
Artikel 2, punt 14, van richtlijn 2011/83/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van richtlijn 93/13/EEG van de Raad en van richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 85/577/EEG en van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad
moet aldus worden uitgelegd dat
het begrip „commerciële garantie”, opgevat als „enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst”, zich uitstrekt tot verbintenissen die een garant jegens de betrokken consument is aangegaan en die betrekking hebben op omstandigheden die afhangen van die individuele consument – zoals de aan zijn oordeel overgelaten tevredenheid over het gekochte goed –, zonder dat, opdat die commerciële garantie geldt, objectief moet worden nagegaan of die omstandigheden zich voordoen.

NOOT

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

1 Aanleiding van deze zaak is de koop op afstand in augustus 2018 van twee T-shirts van het merk LACD door een door concurrent BB Sport ingeschakelde mysteryshopper bij Outdoor Works.
BB Sport spreekt LACD aan op basis van § 3a Gesetz gegen den unlauteren Wettbewerb (UWG). Het BGH gaat in de verwijzingsbeslissing (BGH, Beschl. v. 10.2.2022 - I ZR 38/21, GRUR 2022, 500) uitgebreid in op de verhouding tussen § 3a UWG en het verbod op het achterhouden van informatie op basis van art. 7 lid 5 Richtlijn OHP.
Deze T-shirts waren door LACD voorzien van labels met de tekst:
‘LACD-garantie
Voor elk LACD-product geldt onze eigen levenslange garantie. Indien u niet volledig tevreden bent met een van onze producten, stuur het dan alstublieft terug naar de handelaar waar u het heeft gekocht. U kunt het tevens rechtstreeks aan ‚LACD’ retourneren, maar vergeet ons dan niet mee te delen waar en wanneer u het heeft gekocht.’
De verstrekte informatie voldoet volgens BB Sport niet aan de wettelijke vereisten die aan een garantieverklaring worden gesteld. In § 479 Abs. 1 BGB is bepaald dat een garantieverklaring in de zin van § 443 BGB in eenvoudige en begrijpelijke bewoordingen moet worden opgesteld. Verder vermeldt deze bepaling de door de garantieverklaring te bevatten informatie.
In Nederland is deze bepaling omgezet in art. 7:6a lid 4 BW.
De bepaling standaardiseert zo de verplichte minimuminhoud van die verklaring.
BeckOGK/Augenhofer, 1.11.2023, BGB § 479 Rn. 20.
Deze bepaling is gebaseerd op het uitgebreide artikel 17 lid 2 van de nieuwe Richtlijn consumentenkoop (voorheen art. 6 lid 2 van de oude Richtlijn consumentenkoop). § 443 BGB bevat de definitie van een commerciële garantie zoals omschreven in artikel 2 lid 12 nieuwe Richtlijn consumentenkoop
Richtlijn (EU) 2019/771.
en artikel 2 lid 14 Richtlijn consumentenrechten
Richtlijn (EU) 2011/83. Zie over § 443: BeckOGK/Stöber, 1.8.2022, BGB § 443 Rn. 3 11.
(hierna: Richtlijn CR).
In het Nederlandse recht is deze definitie omgezet in art. 6:230g lid 1 onder k en in art. 7:6a lid 7 onder a BW.
Overigens verplicht artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn CR de handelaar ook de consument te informeren over de commerciële garantie. Volgens het Bundesgerichtshof (BGH) vullen de informatieplichten uit de nieuwe Richtlijn consumentenkoop de precontractuele informatieplicht uit de Richtlijn CR aan.
BGH, Beschl. v. 10.2.2022 - I ZR 38/21, GRUR 2022, 500, Rn. 29.
In de vragen die het BGH stelt aan het Hof van Justitie brengt het BGH artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn CR niet ter sprake.
Zie over deze bepaling punt 11 van deze annotatie.
2 BB Sport stelde een vordering in bij het Landgericht München I, ertoe strekkende LACD te verbieden haar kleding van dergelijke labels te voorzien. Het gaat hierbij om een vordering tussen concurrenten die gangbaar is in Duitsland.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 15. De vordering is in casu namelijk gebaseerd op recidivegevaar.
Het Landgericht heeft deze vordering afgewezen, waarna BB Sports in hoger beroep is gegaan bij het Oberlandesgericht München.
LG München I vom 10.02.2020 - 4 HKO 8418/19.
Het OLG München heeft het beroep toegewezen.
OLG München, Urteil vom 14.01.2021 - 29 U 1203/20. Zie hierover: HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 12 14 en HvJ EU 28 september 2023, C-133/22 (concl. A-G P. Pikamäe), punt 6-7.
LACD heeft daarop beroep in Revision ingesteld bij het BGH, dat is de hoogste federale rechter in burgerlijke zaken en strafzaken in Duitsland en in deze zaak dus de verwijzende rechter.
3 Volgens het BGH is voor de beslechting van dit geschil de uitleg van de definitie zoals neergelegd in artikel 2 lid 14 Richtlijn CR en artikel 2 lid 12 van de nieuwe Richtlijn consumentenkoop bepalend. Om de vraag te beantwoorden of LACD de informatieplicht uit § 479 Abs. 1 BGB heeft geschonden is het immers nodig om na te gaan of de verklaring op het label onder het begrip ‘commerciële garantie’ valt. De eerste definitie luidt als volgt:
‘commerciële garantie: iedere verbintenis van de handelaar of een producent (de „garant”) om boven hetgeen hij wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, herstellen of onderhouden, wanneer die niet voldoen aan specificaties of aan enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in de garantieverklaring of in de desbetreffende reclameboodschappen ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst.’
In het Nederlandse recht is deze definitie omgezet in art. 6:230g lid 1 onder k BW.
De definitie van de nieuwe Richtlijn consumentenkoop is hieraan vrijwel identiek.
Art. 2 lid 12 Richtlijn consumentenkoop luidt: ‘commerciële garantie: iedere verbintenis van de verkoper of een producent (de “garant”) om boven hetgeen de verkoper wettelijk verplicht is uit hoofde van het recht op conformiteit, aan de consument de betaalde prijs terug te betalen of de goederen op enigerlei wijze te vervangen, te herstellen of te onderhouden, wanneer die niet voldoen aan de specificaties of andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit, die vermeld zijn in het garantiebewijs of in de desbetreffende reclame ten tijde van of vóór de sluiting van de overeenkomst’. In het Nederlandse recht is deze definitie omgezet in art. 7:6a lid 7 onder a BW.
Het BGH is van mening dat de ‘tevredenheid van het verkochte goed’ niet behoort tot ‘de specificaties van het verkochte goed’, maar wel kan worden gerekend tot ‘enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit’.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 16-17.
Deze toevoeging was ten tijde van de koop in augustus 2018 nog niet via de nieuwe Richtlijn consumentenkoop van kracht, maar wel van toepassing via de Richtlijn CR.
4 Zou de LACD-verklaring, waarin de tevredenheid van de consument ten aanzien van het product centraal staat, onder de commerciële garantie worden geschaard, dan rijst volgens het BGH de vraag hoe een gebrek aan deze tevredenheid – dus de ontevredenheid – moet worden aangetoond.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 18 20. Zie ook BGH, Beschl. v. 10.2.2022 - I ZR 38/21, GRUR 2022, 500, Rn. 56 57.
Het BGH legt daarom de volgende twee vragen aan het Hof van Justitie voor:
1) Kan er sprake zijn van een ander vereiste dat geen verband houdt met de conformiteit in de zin van artikel 2 punt 14 Richtlijn CR en van artikel 2 punt 12 Richtlijn consumentenkoop, indien de verplichting van de garant samenhangt met omstandigheden die afhangen van de individuele consument, in het bijzonder diens subjectieve houding ten opzichte van het verkochte goed (in casu: de aan het oordeel van de consument overgelaten tevredenheid over het verkochte product), zonder dat deze persoonlijke omstandigheden verband hoeven te houden met de staat of de kenmerken van dat goed?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
2) Moet het niet beantwoorden aan vereisten die betrekking hebben op omstandigheden die afhangen van de individuele consument (in casu: diens tevredenheid over het gekochte product), worden vastgesteld aan de hand van objectieve omstandigheden?

Beantwoording van de eerste vraag

5 Het Hof van Justitie start met de overweging dat niet de nieuwe Richtlijn consumentenkoop van toepassing is op het geschil, maar de oude Richtlijn consumentenkoop. De koop is in augustus 2018 gesloten. Het te verrichten onderzoek concentreert zich daarom op de ten tijde van de koop meest recente definitie uit artikel 2 lid 14 Richtlijn CR (de definitie uit de oude Richtlijn consumentenkoop deed zoals aangegeven geen vermelding van ‘enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit’).
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 24 26.
Het Hof gaat aldus niet in op het Duitse vereiste bij een verbodsvordering dat het verweten gedrag ook naar huidig recht een schending van consumentenrecht moet vormen.
6 Het relevante artikel bevat volgens het Hof geen enkele grond op basis waarvan een verbintenis van een garant die aan het subjectieve oordeel van de consument is overgelaten van de werkingssfeer van de Richtlijn CR (en dus van de Richtlijn consumentenkoop waarop zij van toepassing is) kan worden uitgesloten.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 27.
Het Hof onderbouwt dit door te wijzen op de tekst van de bepaling, het systeem van de richtlijn en de nagestreefde doelstelling van de richtlijn.
A-G Pikamäe onderscheidt in zijn conclusie een letterlijke, teleologische en contextuele uitlegging.
7 Het Hof wijst eerst op het feit dat artikel 2 lid 14 Richtlijn CR spreekt over ‘iedere verbintenis’. Verder kan, verwijzend naar de conclusie van de A-G, volgens het Hof de uitdrukking ‘enige andere vereisten’ uit de bepaling zich uitstrekken tot situaties waarin het product niet voldoet aan de subjectieve verwachtingen van de consument.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 28 verwijzend naar HvJ EU 28 september 2023, C-133/22 (concl. A-G P. Pikamäe), punt 30.
Het Hof overweegt dat artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn CR de handelaar verplicht de consument over deze commerciële garantie te informeren.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 29. In het Nederlandse recht is art. 6 lid 1 onder m Richtlijn CR geïmplementeerd in art. 6:230m lid 1 onder m BW.
Het scharen van een verbintenis van een garant, die aan het subjectieve oordeel van de consument is overgelaten, onder het begrip ‘commerciële garantie’ draagt op twee manieren bij aan een hoog niveau van consumentenbescherming. Ten eerste ondersteunt een dergelijke verbintenis volgens het Hof een sterke informatiepositie van de consument. Hij kan vanaf het moment van de contractsluiting de voorwaarden van de overeenkomst beter begrijpen, zodat hij een geïnformeerd besluit kan nemen over het al dan niet sluiten van een overeenkomst. Ten tweede kan de consument de aankoopprijs van een product terugkrijgen als hij eenvoudigweg niet tevreden is.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 30. Deze uitleg geldt ook voor art. 2 lid 12 Richtlijn consumentenkoop (HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 34). Op het tweede voordeel had het BGH zelf ook gewezen: BGH, Beschl. v. 10.2.2022 - I ZR 38/21, GRUR 2022, 500, Rn. 57.
8 Het Hof gaat in de teleologische redenering in op twee functies van het label, namelijk wilsvorming en rechtsuitoefening.
Zie uitgebreid over de doelstellingen van informatieverstrekking: L.B.A. Tigelaar, Sanctionering van informatieplichten uit de Richtlijn consumentenrechten, Zutphen: Uitgeverij Paris 2017, p. 58 60.
Een consument neemt de informatie op het label mee in zijn overwegingen om een product aan te schaffen. De informatie blijft ook na de sluiting van de overeenkomst van belang omdat de consument zich in een later stadium – heel gemakkelijk – op de garantie kan beroepen. De A-G spreekt in zijn conclusie over een uitgebreid – lees onbeperkt – herroepingsrecht verleend door de ondernemer.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22 (concl. A-G P. Pikamäe), punt 44.
9 De vraag is in dit opzicht wat een dergelijk garantielabel betekent in termen van ecologische duurzaamheid en circulariteit. De producent spreekt met de levenslange garantie zijn vertrouwen uit in zijn eigen product en met deze garantie prikkelt hij zichzelf om een kwalitatief hoogstaand product aan consumenten te leveren dat lang meegaat. Tegelijkertijd wordt door het geheel subjectieve – en vrijblijvende – karakter van de herroeping op grond van de garantie de drempel voor de consument verlaagd om hier gebruik van te maken. Dit komt de levensduur van het product mogelijk niet ten goede. Zou er te vaak een beroep op de garantie worden gedaan, dan stopt de ondernemer evenwel waarschijnlijk, om economische redenen, met het aanbieden hiervan.
10 De vraag of de aloude ‘niet-goed-geld-terug’-leus als garantie kan worden gekwalificeerd in de zin van de Richtlijn CR wordt aldus sterk opgehangen aan de verplichte informatie hierover en gelijkenis met het herroepingsrecht, twee hoofdpunten van diezelfde richtlijn. Met name het eerste aanknopingspunt doet naar ons idee wat geforceerd aan. De leus is geen commerciële garantie omdat de consument hierover moet worden geïnformeerd maar omdat zij dit in essentie is. De vergelijking met het herroepingsrecht doet de vraag rijzen of dit niet een betere kwalificatie vormt van de leus.
11 Het is overigens de vraag of de informatieverplichting uit artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn CR – waar het Hof en de A-G in hun onderbouwing naar verwijzen – wel zo’n sterk ankerpunt vormt voor de consument die een commerciële garantie afsluit. De bepaling is als volgt geformuleerd:
‘Voordat de consument door een overeenkomst op afstand of een buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst, dan wel een daarmee overeenstemmend aanbod daartoe is gebonden, verstrekt de handelaar de consument op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende informatie: (…) voor zover van toepassing, het bestaan en de voorwaarden van bijstand aan de consument na verkoop, diensten na verkoop en commerciële garanties; (…).’
De richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van de Richtlijn CR geven aan dat de informatie over de commerciële garantie met name uitleg moet bevatten over waar de dienst, vaak een reparatie, moet worden uitgevoerd en/of welke partij de vervoerskosten moet betalen.
Richtsnoeren Richtlijn consumentenrechten 2021. Daarin wordt ook aangegeven dat bedrieglijke informatie over de voordelen na verkoop kan neerkomen op een misleidende handelspraktijk.
Dat informatie over de voorwaarden van de commerciële garantie moet worden gegeven, is echter lastig uit de informatieverplichting af te leiden. Misschien was het beter geweest als bij het ontwerpen van de nieuwe Richtlijn consumentenkoop in artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn CR een koppeling was gemaakt met artikel 17 lid 2 van de nieuwe Richtlijn consumentenkoop. In laatstgenoemde bepaling is de informatie die moet worden gegeven bij een commerciële garantie immers veel uitgebreider weergegeven.
De verplichting om de consument te informeren over een commerciële garantie staat dus ook in art. 6 lid 1 onder m Richtlijn CR.
12 Als we de LACD-verklaring uit deze zaak naast genoemde richtsnoeren leggen, is deze verklaring in zoverre gebrekkig dat zij (kennelijk) geen informatie bevat over deze voorwaarden, namelijk de vervoerskosten van het retourneren van de shirts. Het Hof van Justitie gaat op dit onderdeel van de informatieverstrekking, dat bij het herroepingsrecht overigens een centrale rol speelt, niet in. Dat kan komen door de vraagstelling van het BGH die zich concentreert op de definitie van een ‘commerciële garantie’ en niet op de informatie hierover. Daarbij acht het Hof in deze zaak de nieuwe Richtlijn consumentenkoop waarin de informatieverstrekking uitgebreid is geregeld in het hiervoor genoemde artikel 17 lid 2 – gelet op de casus, ten onrechte
Zie punt 5 van deze annotatie.
– niet van toepassing.
13 Het Hof benadrukt dat de garantie een uitdrukking is van vrijheid van ondernemerschap in de zin van artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 31.
De ondernemer behoudt – ondanks dat hij aan allerlei verplichtingen uit het consumentenrecht moet voldoen – de vrijheid om zich op de markt te bewegen en te ondernemen. Bij de uitleg van de Richtlijn CR moet namelijk een evenwicht worden gewaarborgd tussen een hoog niveau van consumentenbescherming en concurrentievermogen van het bedrijfsleven.
HvJ EU 5 mei 2022, C 179/21, r.o. 39 (Victorinox) en HvJ EU 10 juli 2019, C 649/17, punt 44 (Amazon EU). De noodzaak om een evenwicht te waarborgen tussen een hoog beschermingsniveau en het concurrentievermogen van het bedrijfsleven volgt uit overweging 4 bij de Richtlijn CR. Zie hierover: HvJ EU 5 mei 2022, C 179/21, ­ECLI:EU:C:2022:353 (Victorinox), m.nt. E. Terryn, TvC 2023, afl. 1, punt 39-40.
De A-G werkt dit verder uit. Hij benadrukt dat de commerciële garantie van de ondernemer onderdeel vormt van diens commerciële strategie. De ondernemer verwacht dat zijn verkoopargument of reclameboodschap de aantrekkingskracht van zijn aanbod verbetert ten opzichte van de aanbiedingen van zijn concurrenten en zijn verkoopvolume zal verhogen en dat een gering aantal klanten zich zal bedenken en goederen zal terugsturen.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22 (concl. A-G P. Pikamäe), punt 39.
Dat die laatste aanname klopt is niet slechts voor de ondernemer maar ook vanuit een oogpunt van duurzaamheid van groot belang.
Zie hierover punt 9 van deze annotatie.

Beantwoording van de tweede vraag

14 De tweede prejudiciële vraag of vereisten die betrekking hebben op verwachtingen die afhangen van de individuele consument moeten worden bepaald aan de hand van objectieve omstandigheden beantwoordt het Hof ontkennend. Of een dergelijk goed al dan niet aan de subjectieve verwachtingen van die consument voldoet, kan per definitie niet objectief worden nagegaan. Een eenvoudige verklaring in die zin van deze consument moet derhalve als voldoende worden beschouwd.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22, r.o. 32.
15 Dat de handelaar en ook de rechter moeten aanknopen bij de subjectieve verwachtingen van de consument, maakt dat de focus bij de vaststelling of de commerciële garantie van toepassing is, moet liggen op de consument in concreto. Bepalend is of de consument in kwestie tevreden is over de shirts. Doorgeredeneerd betekent dit dat de vraag of de garantie al dan niet is ingeroepen niet in abstracto mag worden beantwoord, in een verstekzaak bijvoorbeeld.
Zie over dit onderwerp uitgebreid: C.M.D.S. Pavillon & L.B.A. Tigelaar, ‘Een prijskorting voor de consument bij gebrekkige informatieverstrekking: een onevenredige sanctie’, NTBR 2022/28. Op grond van het elders in deze aflevering (onder TvC 2024/5) geannoteerde Tuk Travel-arrest (HvJ EU 14 september 2023, C 83/22), lijkt een ambtshalve toepassing van het garantierecht buiten de wil van de consument om ook niet mogelijk.
Daar deze garantie afhangt van de verwachtingen van de consument is een ambtshalve toepassing hiervan onmogelijk.
HvJ EU 28 september 2023, C-133/22 (concl. A-G P. Pikamäe), punt 48.
Er zijn grenzen aan de in de ambtshalve toepassing gangbare objectivering (ook al zou deze in het voordeel zijn van de consument-koper).

Afsluiting

16 Het Hof sluit af met een samenvattende overweging dat onder ‘enige andere vereisten die geen verband houden met de conformiteit’ uit de omschrijving van het begrip ‘commerciële garantie’ verbintenissen kunnen worden verstaan waarbij een garant met een betrokken consument een verbintenis aangaat die betrekking heeft op omstandigheden die afhangen van de consument in kwestie. Te denken valt aan de aan zijn oordeel overgelaten tevredenheid over het gekochte product. De vraag of die commerciële garantie geldt, kan aldus niet objectief worden beantwoord. De focus bij het inroepen van een dergelijke garantie ligt op de consument in casu.
17 Het Hof laat in het midden of de LACD-verklaring een schending van de informatieplicht uit artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn CR oplevert. Dit is niet uitgesloten omdat zij geen informatie bevatte over waar de dienst, vaak een reparatie, moest worden uitgevoerd en/of welke partij de vervoerskosten moet betalen. Nu een dergelijke verklaring kan worden aangemerkt als een ‘commerciële garantie’ is het advies aan ondernemers om die informatie op het label te vermelden.
Een beroep op de uitzondering uit art. 8 lid 4 Richtlijn CR, uitgelegd in het arrest Walbusch Walter Busch (HvJ EU 23 januari 2019, C-430/17), gaat in onze ogen niet op omdat de ondernemer de keuze heeft de grootte van het label te bepalen.
Het label zal daarnaast ook de uitgebreide informatie neergelegd in artikel 17 lid 2 van de nieuwe Richtlijn consumentenkoop moeten bevatten. Het Hof benadrukt de vrijheid van ondernemerschap en het belang van concurrentie maar de uitvoerige informatieverplichtingen die horen bij commerciële garanties maken ‘niet-goed-geld-terug’-acties denkelijk juist minder aantrekkelijk. Dat is jammer voor de consument.

* Hoogleraar privaatrecht in het bijzonder consumentenrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en tevens redacteur bij dit tijdschrift
** Universitair docent privaatrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en tevens redacteur bij dit tijdschrift

Indien u een los artikel wilt bestellen, stuur een e-mail naar info@uitgeverijparis.nl