In dit nummer

In haar redactioneel roept Martien Schaub op tot het afschaffen van artikel 7:24 lid 2 BW. De implementatie van de nieuwe Richtlijn productaansprakelijkheid zal daar een mooie gelegenheid voor zijn. De bepaling is al meerdere keren bekritiseerd en kanaliseert bepaalde schadeposten van een consument-koper en deze bevindt zich voor wat betreft dit punt in een nadeliger positie dan een zakelijke koper die zich wel voor al zijn schade tot de verkoper kan richten.

Bram Duivenvoorde bespreekt in zijn artikel ‘Handhaving van de OHP-regels bij gepersonaliseerde reclame’ het instrumentarium van de civiele rechter, de Autoriteit Consument & Markt en de Reclame Code Commissie om op te treden tegen oneerlijke handelspraktijken. Daarbij wordt aandacht besteed aan de huidige regels, maar ook aan de mogelijkheden die de Digital Services Act op dit vlak zal gaan bieden.

Het HvJ EU laat in zijn arrest van 28 september 2023 in het midden of de LACD-verklaring een schending van de informatieplicht uit artikel 6 lid 1 onder m Richtlijn consumentenrechten oplevert. Het Hof benadrukt de vrijheid van ondernemerschap en het belang van concurrentie, maar de uitvoerige informatieverplichtingen die horen bij commerciële garanties maken ‘niet-goed-geld-terug’-acties denkelijk juist minder aantrekkelijk. Dat is jammer voor de consument stellen Charlotte Pavillon en Leonieke Tigelaar in hun annotatie bij dit arrest.

Michelle Liu bespreekt in haar annotatie het arrest van het HvJ EU van 21 september 2023. Het Hof beantwoordt in zijn arrest prejudiciële vragen over de oneerlijkheidsbeoordeling van de Richtlijn oneerlijke bedingen. Ook komen vragen aan de orde zoals: wat is de rol van een nationaal register van oneerlijk bevonden bedingen bij een oneerlijkheidsbeoordeling? En kan een oneerlijk beding eerlijk worden door een alternatief, eerlijk beding?

De uitspraak van het Hof van 14 september 2023 inzake de Richtlijn pakketreizen is voor onze rechtspraktijk van groot belang. Niet zozeer vanwege de materieelrechtelijke aspecten ervan als wel vanwege de manier waarop het Hof de ambtshalve toepassing van die richtlijn heeft afgebakend. Volgens Charlotte Pavillon kunnen hieruit lessen worden getrokken voor de Nederlandse ambtshalve toepassingspraktijk.

In de annotatie van Jacob van der Tang bij de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 september 2023 komt het oordeel van de rechtbank over de toepasselijkheid van de WAMCA en/of artikel 3:305a (oud) BW aan bod. De rechtbank oordeelt dat de vorderingen van SILC deels onder het toepassingsbereik van artikel 3:305a (oud) BW en deels onder het toepassingsbereik van de WAMCA vallen.

In de Wettenagenda van Jenna Meindertsma staan twee herzieningen van Europese richtlijnen centraal: de herziening van de Richtlijn consumentenkrediet en de herziene Richtlijn betreffende op afstand afsluiten van overeenkomsten inzake financiële diensten. Beide herzieningen hebben als doel om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en de totstandkoming van een interne markt voor consumentenkrediet te bevorderen.

Mr. dr. B.B. Duivenvoorde

Universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht en redacteur van dit tijdschrift.

Mr. P.Y.M. Liu

Promovenda burgerlijk recht Radboud Universiteit Nijmegen.

Mr. J.M. Meindertsma

Medewerker Toezicht bij de Autoriteit Consument & Markt en medewerker van dit tijdschrift.

Prof. mr. drs. C.M.D.S. Pavillon

Hoogleraar privaatrecht, in het bijzonder consumentenrecht aan de Rijksuniversiteit Groningen en redacteur van dit tijdschrift.

Mr. dr. M.Y. Schaub

Universitair hoofddocent contractenrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam en redactievoorzitter van dit tijdschrift.

Mr. drs. J. van der Tang

Promovendus aan de Universiteit van Utrecht.

Mr. dr. L.B.A. Tigelaar

Universitair docent privaatrecht Rijksuniversiteit Groningen en redacteur van dit tijdschrift.